Vleugelwoorden
De verklaring

3.

Die avond in zijn hotelkamer trachtte hij zich Jaap te herinneren.
Karin had aangeboden bij haar te overnachten maar ze waren beiden tot de conclusie gekomen dat ze dan teveel moesten verklaren tegenover haar vriend.
Waarom kon hij zich Jaap zo slecht herinneren, hij zag hem niet in de schoolbanken, noch op straten tussen andere kinderen.
Het enige beeld waarin Jaap vorm kreeg was in die avond, alsof  zijn ontstaan had plaatsgevonden op het kerkhof, voor de ingang spelend, en vanaf die tijd binnen was geslopen in zijn eerdere jeugd.
Schijnbaar had hij contact gehouden met Karin, ze had de hele avond verder geen woord meer over hem gesproken, wellicht was er even weinig te vertellen over zijn heden als over zijn verleden.
De volgende dag bezocht hij in een poging van tijdverdrijf het centrum, liep over de brug bekeek de keukens welke over het water hingen waarmee dit dorp zijn toeristen trachtte te lokken.
Geen VVV folder zonder die gallige keukens, het waren er slechts drie, en voor een dorp met zoveel historie was het wel heel sneu dat zij hiervan een billboard hadden weten te maken.

Die avond, schudde hij de hand van een man welke hij meende eerder te hebben gezien.
Vreemd dat hij hem niet kon plaatsen, wellicht was het slechts een achtergebleven beeld uit één van de vele dromen.
Karin, stond naast Jaap, haar gezicht beschreef geen angst, wellicht verwarring, hij zag zichzelf gespiegeld.
Samen liepen ze naar het midden van het met onkruid overwoekerde kerkhof, richting het gisteren ontweken huisje.
Hij legde zijn handen op de oude roestige ring, en draaide deze een kwartslag, met de stille hoop dat de deur gesloten zou blijven.
De roest resten bleven plakken aan het zweet in zijn handen, had hij zijn eigen angst niet herkend?
De deur wiebelde open op zijn roestende scharnieren, een donker gat nodigde hem voor de derde keer uit naar een andere wereld.
Hij keek om naar Karin, dankte haar voor haar heldere geest welke aan een zaklantaarn had gedacht en liet haar weinig charmant voorgaan.
Jaap liep achter haar aan, nog steeds zwijgende, hij volgde het tweetal en sloot de deur achter zich.

Vreemd dat als kind zijnde alle roestige uitsteeksels beslagen lijken met goud en in ieder met stof en spinnenweb overdekt gat enorme rijkdommen lagen te wachten.
De stank was al even herkenbaar als de vochtige muren waarbij steun gezocht werd terwijl ze een lange trap afdaalden.
Terwijl ze door de smalle gang  liepen draaide Karin als een bezetene met de lantaarn langs de muren, alsof ze opdoemende monsters wilde verblinden.
Na een kwartier lopen waren ze in de kleine ruimte aangekomen waarin alle gangen uiteindelijk uitkwamen.
Negen in totaal.
Leidend naar kerken, kloosters en oude begraafplaatsen, ze hadden ze allen gevolgd zoveel jaren geleden.
Hier was ook de deur waar het uiteindelijk allemaal om draaide.

Hij zag hoe Karin haar handen rond de ring sloot en, zonder het verraden van angst, met een kordate draai en duw de deur opende.
Haar lantaarn glipte tussen haar vingers weg, en doofde terwijl hij neerkwam op de bodem, in de gangen weerklonk het geluid, de stilte die volgde was zoveel luider.
In een paarse nevel zag hij Bert, zag hij Henk zag hij Grietje en vele andere mensen voorbij gaan, in hun laatste uren.
Hij zag Jaap, herkende zijn lach, herkende zijn transformerende uiterlijk, naar een schim in de paarse nevel.
Hij wist dat hij de volgende morgen, gevonden zal worden, samen met Karin, in de auto, meters meegesleurd door de trein, onherkenbaar.
Hij zag dat hij niet ver naast de waarheid had gezeten, maar zag tevens wat al die tijd de grootste vraag was geweest.
Hij zag de verklaring van de ontbrekende herinnering, de paarse schim, niet meer uiteindelijk dan de toekomst.
Even stond hij naast de man, welke hij gisteren op het kerkhof over een graf gebogen zag staan, en las de tekst op de met mos bedekte grafsteen.
Geen mens beziet de toekomst, zonder te weten dat deze al even onveranderlijk is als het verleden.